link:
 

www.WeerStationUithoorn.nl
 

<= bekijk deze pagina plus vele andere
       ook via de vernieuwde weersite


<= see this page plus many others
      by means of the restyled weathersite !

weetjes en wetenswaardigheden
 
sneeuw
onweer
neerslag
vochtigheidsgraad
ijs

luchtdrukpatroon
luchtdruk
luchtdruk en coriolis
luchtcirculatie op aarde
jetstream
regenboog

blauwe lucht
zonlicht
diversen
 
sneeuw
 In de winter van 1963 bleef er in De Bilt 69 dagen achtereen sneeuw liggen;
 van 26 december 1962 tot 5 maart 1963.
 Na extreme sneeuwval op 13+14 februari 1979 blies de wind in Groningen sneeuwduinen
 op tot een hoogte van 7 meter.
 Een officiële Witte Kerst wordt als zodanig geregistreerd als er op beide Kerstdagen
 een aaneengesloten sneeuwdek ligt in De Bilt.
 Dit kwam voor in de jaren: 1903, 1906, 1938, 1940, 1950, 1964 en 1981.

 

onweer
 In Nederland onweert het gemiddeld 25
 dagen per jaar; in West-Brabant worden
 de meeste dagen onweer genoteerd: 33.
 Een bliksem wordt voorafgegaan door een
 voorontlading vanuit een wolk naar de
 aarde, en een vangontlading van de aarde
 naar de wolk. Wanneer deze elkaar raken
 volgt de ontlading.
   
 Deze hoofdontlading schiet in de vorm van
 een bliksemflits door de voorontlading van
 de aarde naar de wolk.
  
 De lucht in een bliksemflits wordt plotseling
 opgewarmd tot 30.000 °C.
 Dit produceert een schokgolf die we horen
 als donder.
  
 Een bliksemontlading heeft een sterkte
 van 100 miljoen tot 1 miljard volt en een
 amperage van 10.000 - 200.000.
  
 De energie van een gemiddelde bliksem kan
 1000 lampen van 100 watt 1 uur laten
 branden.
 In midden Florida onweert het gemiddeld
 90 dagen per jaar; deze streek staat
 bekend als  "Lightning Alley".
 Gebieden rond de evenaar hebben het
 vaakst onweer, zoals in Centraal Afrika en
 in Bogor op Java waar het tot 320 dagen
 per jaar onweert.
 Op elk moment onweert het wereldwijd op
 2000 plaatsen; daarin worden 100
 bliksemontladingen per seconde geteld.
 Aan de polen onweert het niet.
 Elk jaar worden in Nederland ongeveer
 250.000 bliksemontladingen geteld.

 

neerslag
 Per jaar verdampt er over de hele wereld 380.000 km³ water.
 Diezelfde hoeveelheid waterdamp komt ook weer terug op aarde in de vorm van
 regen, sneeuw, hagel, mist, enz.
 De gemiddelde neerslag over de gehele aarde gemeten is
 1016 mm per jaar. Dat is iets meer dan 1 meter.
De waterdamp die de
atmosfeer op enig
moment bevat is
voldoende om het
overal op aarde 25 mm
te laten regenen.
 De gemiddelde jaarlijkse neerslag in Uithoorn is 825 mm.
 Dit betekent dat er per jaar op een willekeurige tuin van
 10x10m een hoeveelheid van 82.500 liter water terechtkomt.

 

vochtigheidsgraad
 De hoeveelheid waterdamp in de lucht wordt uitgedrukt in luchtvochtigheid.

 Omdat de hoeveelheid waterdamp die de  lucht kan bevatten toeneemt met de
 temperatuur, gebruikt men liever de relatieve vochtigheid i.p.v. de absolute.

 De absolute vochtigheid is een maat voor het volume waterdamp in een bepaalde
 hoeveelheid lucht bij de gemeten temperatuur.
 
 Relatieve vochtigheid wordt uitgedrukt in procenten van de hoeveelheid waterdamp
 die nodig zou zijn om de lucht bij de betreffende temperatuur verzadigd te maken.

 Verzadigde lucht heeft per definitie een vochtigheidsgraad van 100 procent.
 Een relatieve vochtigheidsgraad van 75 % wil zeggen dat de lucht driekwart van zijn
 maximale hoeveelheid waterdamp bevat.

 Warme lucht kan in absolute zin meer waterdamp bevatten dan koude lucht, dus
 als de hoeveelheid waterdamp constant blijft, neemt de relatieve vochtigheid bij het
 stijgen van de temperatuur af.
lucht-temperatuur op zeeniveau max.waterdamp per m³
10 °C
20 °C
30 °C
  9 cc
17 cc
30 cc
 Een kubieke meter lucht van 10° Celsius, die 9 cc waterdamp per m³ bevat, is geheel
 verzadigd en heeft dus een relatieve vochtigheidsgraad van 100 procent.
 Bij een stijging van de temperatuur tot 20° Celsius bedraagt de relatieve vochtigheids-
 graad 53 %, omdat de lucht dan nog maar ongeveer de helft aan waterdamp bevat die
 dan maximaal zou kunnen worden opgenomen.

 

ijs
 Als al het ijs van Groenland zou smelten, dan zou het wereldwijde
 zeeniveau met 6,55 meter omhoog komen.

 Als ook alle gletschers, ijskappen, ijsbergen, enz. zouden smelten
 dan stijgen de wereldzeeën verder met 45 cm.

 Verreweg het meeste ijs ligt op Antarctica. Hier ligt 91,5 % van al
 het ijs op aarde. Mocht dit allemaal komen te smelten, dan komt het
 zeeniveau nog eens 73,44 meter hoger.
Alles tezamen
kan de
zeespiegel
met maar liefst
 
80,44 meter
omhoog komen.

 

luchtdrukpatroon
 Onder invloed van de normale temperatuurveranderingen die zich in een etmaal
 voordoen, is een wisselend patroon van stijging en daling in de luchtdruk
 waarneembaar. Het verschijnsel is alleen zichtbaar bij een stabiele luchtdruk.
Dit afwisselende patroon omvat 4 perioden van elk ongeveer 6 uren:
 
de luchtdruk daalt van 10 uur 's avonds tot 4 uur 's nachts,
stijgt van 4 uur tot 10 uur in de ochtend,
daalt van 10 uur 's ochtends tot 4 uur 's middags,
en stijgt weer van 4 uur 's middags tot 10 uur 's avonds.

 

luchtdruk
 De lucht, oftewel de atmosfeer, heeft een bepaald gewicht. Dit gewicht drukt op het
 aardoppervlak en wordt (op zeeniveau) uitgedrukt als 1 Atmosfeer, 1 bar of 1013 hPa.
 Een kolom lucht, vanaf zee tot aan de ruimte, heeft een gewicht van 1 kg op 1 cm².
 Onderin de atmosfeer, op zeeniveau, is de lucht het dikst. Naarmate men hoger komt
 wordt de lucht ijler. In de onderste 1000m van de atmosfeer neemt per ± 8,5 meter
 stijging de luchtdruk met 1 hPa af.

 In de bovenste verdiepingen van een flatgebouw kan een barometer dus 4 of 5 hPa
 minder aangeven dan in een benedenwoning. Een barometer moet hierom gecorrigeerd
 worden naar zeeniveau.

 Bovenop de Domtoren (112m) is de luchtdruk 13 hPa minder dan op de straat er onder.
 In de bergen is op 3000m de luchtdruk 312 hPa minder dan aan zee.
 Op de Mount Everest is de luchtdruk al bijna 700 hPa minder dan bij ons en op 31 km
 hoogte is er nog nauwelijks enige luchtdruk over: 10 hPa.
hoogte (m) luchtdruk (hPa) temperatuur (°C)
31.000
16.000
12.000
9.000
5.000
3.000
1.500
100
zeeniveau
10
100
200
300
500
700
850
1001
1013
-40
-56
-55
-55
-20
-5
5
14
15

 

luchtdruk en coriolis
 Een lagedrukgebied wordt veroorzaakt door
 opgewarmde, en hierdoor opstijgende
 lucht. Deze opstijgende lucht beweegt zich
 van de aarde af omhoog en drukt derhalve
 minder zwaar op het aardoppervlak.
 De luchtdruk is hierdoor lager.
 Om dit tekort aan lucht aan te vullen, komt
 er van alle richtingen lucht uit de omgeving
 op het lagedrukgebied toegestroomd.
 Door de aardrotatie krijgt dit lagedruk-
 gebied een ronddraaiende beweging.
 Vanuit de ruimte gezien is dit een tegen de
 klok indraaiende beweging.
 Een hogedrukgebied wordt veroorzaakt
 door afkoelende, en hierdoor dalende lucht.
 Deze dalende lucht beweegt zich richting
 aarde en drukt derhalve zwaarder op het
 aardoppervlak.
 De luchtdruk is hierdoor hoger.
 Om dit overschot aan lucht af te voeren,
 stroomt de lucht naar alle richtingen weg
 uit de omgeving van het hogedrukgebied.
 Door de aardrotatie krijgt dit hogedruk-
 gebied een ronddraaiende beweging.
 Vanuit de ruimte gezien is dit een met de
 klok meedraaiende beweging.
 Het ronddraaien van hoge- en lagedrukgebieden heet het "coriolis effect".
 Dit effect is ook zichtbaar bij water dat in een putje of gootsteen wegloopt.
 Alleen precies op de evenaar is dit effect afwezig. In de richting van de polen wordt
 het effect steeds sterker.
 Op het zuidelijk halfrond draaien de weersystemen contra t.o.v. het noordelijk halfrond.
 Op het noordelijk halfrond draaien cyclonen en orkanen 'linksom' (lagedrukgebieden).
 Dit geldt ook voor de kleinere weersystemen zoals tornado's, wanneer ze deel
 uitmaken van grotere weersystemen zoals een supercell of een mesocycloon.
 Sommige individuele tornado's kunnen echter ook 'rechtsom' draaien.

 

luchtcirculatie op aarde
 Er zijn op aarde een aantal gebieden waar structureel lagedruk en hogedruk heerst.
 Deze gebieden vormen een aantal gordels rond de aarde.
 Rond de evenaar komt een zone van lage druk voor:
 het Equatoriaal Minimum.
 De lucht die hier opstijgt stroomt op grote hoogte
 zowel in noordelijke- als in zuidelijke richting weg
 van de evenaar. Na enige tijd is deze lucht
 afgekoeld en daalt ze weer.
 Dit gebied van dalende lucht rond de 30e breedte-
 graad heet het Subtropisch Maximum en hier is dus
 een gordel van hoge luchtdruk. Aan het aardopper-
 vlak stroomt de lucht weer terug naar de evenaar.
 Door de aardrotatie buigt deze wind af zodat er een
 NO-Passaat op het noordelijk halfrond waait en een
 ZO-Passaat op het zuidelijk halfrond.
 Deze kringloop heet de Subtropische Cel.


subtropische cellen

 Vanuit het Subtropisch Maximum stroomt de lucht ook in de richting van de 60e
 breedtegraad. Hier wordt deze luchtstroom omhoog gedwongen door de koudere polaire
 luchtstroom en ontstaat er een gordel van lage luchtdruk: het Subpolair Minimum.
 De opgestegen lucht stroomt op grote hoogte weer naar de 30e breedtegraad terug
 en vormt hiermee een tweede kringloop van lucht: de Gematigde Cel.
 Door de aardrotatie buigt de wind af zodat er in Europa veelal een ZuidWesten wind
 waait. Hierdoor komt ons weer voornamelijk van de Atlantische oceaan.
 Door de koude aan de polen daalt hier de lucht.
 Vanaf de polen stroomt koude lucht naar de 60e
 breedtegraad. Hier ontmoet de koude luchtstroom
 de warme luchtstroom van de gematigde cel en
 samen worden ze omhoog gestuwd.

 Op grote hoogte stroomt de lucht weer naar de
 pool terug. De dalende lucht op de polen vormt
 het Polaire Maximum en zorgt hier dus voor een
 hogedruk gebied.
 Deze derde kringloop van lucht is de Polaire Cel.

drie cellen per halfrond
 De cellen van luchtcirculatie vormen een basis in de weersystemen. Onder invloed van
 land en water, de seizoenen, watertemperatuur, bewolking, landtemperatuur, en de
 ongelijke opwarming van land en water, kunnen er grote afwijkingen ontstaan.
 Waar warme en koude luchtstromen elkaar ontmoeten worden fronten en depressies
 gevormd met bijbehorende neerslagzones.

 

jetstream
 Door de aanvoer van luchtstromen van de polaire cel en de gematigde cel, wordt de
 lucht rond de 60e breedtegraad omhoog gestuwd. De aardrotatie geeft hier een
 sterke afbuiging van west naar oost aan. Beide luchtstromen versterken elkaar en er
 ontstaat op 6-10 km hoogte een gordel van zeer hard waaiende wind: de jetstream.
 De Jetstream of straalstroom is een 'rivier' van zeer krachtige wind die een paar
 honderd kilometer breed kan zijn, enkele kilometers dik en duizenden km lang.
 De windsnelheid kan hierin oplopen tot 300-450 km/u; ofwel 4x orkaankracht.
 Er slingeren zich meerdere jetstreams rond de wereld.
 Voor Europa is de Polaire Jetstream rond de 60e breedtegraad van groot belang.
 De Subtropische Jetstream is zwakker en komt voor rond de 30e breedtegraad.
 Op het zuidelijke halfrond zijn eveneens een polaire en een subtropische jetstream
 aanwezig. Al deze straalstromen waaien van west naar oost.
 Rond 10° noordebreedte bevindt zich de Equatoriale Jetstream. Deze waait van oost
 naar west en bevindt zich op een hoogte van 15 km alleen boven Azië en Afrika.
 In juli en augustus is deze jetstream het sterkst. Dan kan er zich daaronder, op een
 hoogte van 4-5 km, een zwakkere jetstream vormen. Boven Wet-Afrika kunnen zich
 hierin de enorme onweersystemen vormen, die boven de warme Atlantische Oceaan
 tot een hurricane kunnen uitgroeien. Om vervolgens in het Caribisch gebied en de VS
 terecht te komen. Deze waaien daarna soms via de polaire jetstream naar Europa.
 Rond de poolcirkels kan zich in de betreffende winters de Polaire oostelijke Jetstream
 vormen.  Deze van oost naar west waaiende luchtstroom wordt veroorzaakt door de
 lange koudeperiode in de poolwinter.
 Een jetstream stroomt
 niet netjes op een lijn,
 maar kronkelt soms in
 grote lussen duizenden
 kilometers naar het
 noorden en het zuiden.
 In de winter zijn de temperatuur-
 verschillen groter dan in de zomer.
 Daarom is de gemiddelde snelheid
 van de jetstream in de winter ook
 hoger (300 km/h) dan in de zomer
 (200 km/h).
 De luchtstroom in een
 jetstream is niet erg
 constant. Er zijn delen
 waar de stroom versnelt
 en delen waar de stroom
 vertraagt.

 

regenboog
 Hoe lager de zon staat, des te hoger de regenboog komt. In feite is dit optische
 verschijnsel een kring, waarvan alleen de bovenste helft boven de horizon zichtbaar
 kan zijn. Deze kring is soms zichtbaar vanuit een hoog punt boven de horizon, zoals
 een vliegtuig.
 Het zonlicht wordt door regendruppels gedeeltelijk teruggekaatst waarbij door de
 ronding van de druppels het licht breekt in de bekende kleuren. Hoe groter de druppels,
 des te sterker zijn de kleuren en des te smaller wordt de regenboog.
 Door dubbele terugkaatsing van het zonlicht is soms een tweede regenboog zichtbaar.
 Hiervan zijn de kleuren gespiegeld t.o.v. de hoofdboog.
 Onder de regenboog is de lucht lichter van kleur.

 

blauwe lucht
 Kortere golflengten van het zichtbare licht worden in de de troposfeer meer verspreid
 dan de langere golflengten. Het formaat van de luchtmoleculen komt het meest
 overeen met de golflengte van het blauwe licht (475 nm).
 Tevens wordt er van de kleur blauw het meeste licht ontvangen en ook is het menselijk
 oog minder gevoelig voor de andere kleuren met een korte golflengte (indigo en violet).
 Hierdoor zien wij overdag een blauwe lucht.
 Hoe droger en schoner de lucht, hoe blauwer de kleur. Als er veel stof of vocht in de
 atmosfeer zit, dan wordt de blauwe kleur fletser tot zelfs witachtig. Een diepblauwe
 lucht wijst meestal op een lage relatieve vochtigheid en een noordelijke wind.
 Ook na flinke regenbuien is de lucht helder en blauw doordat ze is 'schoongeregend'.
 Het hemelblauw wordt lichter naarmate we dichter bij de horizon kijken. Dit komt
 doordat we door meer lucht heenkijken vanwege de afstand, en laag in de atmosfeer
 zitten ook meer en grotere luchtdeeltjes plus stof en vocht.

 

zonlicht
 Zonlicht is energie, en deze energie bereikt de aarde in de vorm van electro-
 magnetische golven. Deze electromagnetische golven zijn als volgt gedefiniëerd
 in het electromagnetisch spectrum:
 
stralen golflengte omschrijving
kosmische stralen  < 0,1 picometer  
gammastralen 0,1 - 100 pm  
röntgenstralen 0,01 - 10 nanometer  
UV-C   10 - 280 nm ultra violet
UV-B 280 - 315 nm ultra violet
UV-A 315 - 400 nm ultra violet
VISUEEL 400 - 780 nm zichtbaar licht
IR-A 780 - 1400 nm nabij InfraRood
IR-B 1400 - 3000 nm midden InfraRood
IR-C 3000 - 1000000 nm (1mm) ver InfraRood
radar 1 - 100 mm ook microgolven
UHF+VHF 0,1 - 10 m tv + sat + radio
SW+MW+LW 10 m - 10 km radiogolven
 
Het zichtbare zonlicht bestaat uit deze kleuren:
 
 kleur  golflengte
 violet  400 - 420 nm
 indigo  430 - 450 nm
 blauw  450 - 500 nm
 cyaan  500 - 520 nm
 groen  520 - 565 nm
 geel  565 - 590 nm
 oranje  590 - 625 nm
 rood  625 - 780 nm
 Bij zonsopkomst en zonsondergang legt het zonlicht een lange afstand af door de
 atmosfeer. Het licht met korte golflengten wordt hierin het beste verspreid en komt
 nog nauwelijks door. Licht met een langere golflengte wordt minder tegengehouden
 en komt beter tussen de luchtmoleculen door.
 Vandaar dat de lucht op deze momenten rood en oranje opkleurt.